نتائج البحث: 6236
|
ترتيب الآية | رقم السورة | رقم الآية | الاية |
1027 | 7 | 73 | وإلى ثمود أخاهم صالحا قال يا قوم اعبدوا الله ما لكم من إله غيره قد جاءتكم بينة من ربكم هذه ناقة الله لكم آية فذروها تأكل في أرض الله ولا تمسوها بسوء فيأخذكم عذاب أليم |
| | | En tot den stam Thamoed zonden wij hunnen broeder Saleh. Hij zeide: O, mijn volk! aanbid God; gij hebt geen God naast hem. Thans is een duidelijk teeken tot u gekomen van uwen God. Deze kameel van God is een teeken voor u, laat hem in Gods weide grazen; doe hem geen kwaad, opdat u geen pijnlijke straf bereike. |
|
1028 | 7 | 74 | واذكروا إذ جعلكم خلفاء من بعد عاد وبوأكم في الأرض تتخذون من سهولها قصورا وتنحتون الجبال بيوتا فاذكروا آلاء الله ولا تعثوا في الأرض مفسدين |
| | | En herinner u dat hij u heeft aangewezen tot opvolgers van den stam van Ad, en u eene woning op de aarde heeft aangewezen; in hare valleien bouwt gij u kasteelen en de rotsen bouwt gij tot huizen uit. Herinner u dus Gods weldaden, en doe daarom geen geweld op aarde door slecht te handelen. |
|
1029 | 7 | 75 | قال الملأ الذين استكبروا من قومه للذين استضعفوا لمن آمن منهم أتعلمون أن صالحا مرسل من ربه قالوا إنا بما أرسل به مؤمنون |
| | | De opperhoofden van zijn volk, door trotschheid opgeblazen, zeiden tot hen, die zij voor zwak hielden; namelijk, tot hen die geloofden: Weet gij dat Saleh door zijnen Heer werd gezonden? Zij antwoordden: Wij gelooven aan zijne zending. |
|
1030 | 7 | 76 | قال الذين استكبروا إنا بالذي آمنتم به كافرون |
| | | Doch zij die door hoogmoed waren opgeblazen, zeiden: Waarlijk, wij gelooven niet aan datgene waarin gij gelooft. |
|
1031 | 7 | 77 | فعقروا الناقة وعتوا عن أمر ربهم وقالوا يا صالح ائتنا بما تعدنا إن كنت من المرسلين |
| | | En zij sneden den voet van den kameel af, en overtraden onbeschaamd het bevel van hunnen Heer, zeggende: O Saleh! zorg dat uwe bedreigingen in vervulling gaan, indien gij een hunner zijt die door God werden gezonden. |
|
1032 | 7 | 78 | فأخذتهم الرجفة فأصبحوا في دارهم جاثمين |
| | | Daarop volgde eene geweldige schudding des hemels, die hen verraste, en des ochtends werden zij in hunne woningen gevonden, voorover liggende op hunne borst en dood. |
|
1033 | 7 | 79 | فتولى عنهم وقال يا قوم لقد أبلغتكم رسالة ربي ونصحت لكم ولكن لا تحبون الناصحين |
| | | En Saleh verliet hen en zeide: O mijn volk! thans heb ik u de zending van mijnen Heer overgebracht, ik ried u ten goede; doch gij bemint hen niet die u ten goede raden. |
|
1034 | 7 | 80 | ولوطا إذ قال لقومه أتأتون الفاحشة ما سبقكم بها من أحد من العالمين |
| | | En denk aan Loth, toen hij tot zijn volk zeide: Zult gij zonden begaan, die geen volk ooit vóór u heeft bedreven? |
|
1035 | 7 | 81 | إنكم لتأتون الرجال شهوة من دون النساء بل أنتم قوم مسرفون |
| | | Zult gij de mannen in plaats van de vrouwen misbruiken? Waarlijk, gij zijt een volk aan buitensporigheden overgeleverd. |
|
1036 | 7 | 82 | وما كان جواب قومه إلا أن قالوا أخرجوهم من قريتكم إنهم أناس يتطهرون |
| | | Maar het antwoord van zijn volk was niet anders, dan dat zij tot elkander zeiden: Verdrijf hen uit uwe stad; want zij zijn menschen die zich zelven rein houden van de zonden welke gij bedrijft. |
|